• Klantenbeoordeling: 9,7
Hulp nodig? Bel 035 203 1380

Algemene kennis

Het ontstaan van geld als ruilmiddel, rekeneenheid en oppotmiddel

Auteur: Rolf van Zanten Datum: 13 juni 2017 Update: 13 juni 2017 Leestijd: 3 min

Geld heeft drie belangrijke functies, het wordt gebruikt als ruilmiddel, als rekeneenheid en als oppotmiddel. De oorsprong van geld kwam uit de behoefte voort om een universeel ruilmiddel te kunnen gebruiken. Sindsdien is geld niet meer weg te denken uit onze maatschappij en vervult geld een belangrijke rol in de samenleving.

evolutie van geld
In de oudheid was er nog geen geld en men deed zaken op basis van ruilhandel. Een groep jagers die net een mammoet had gevangen kon vlees ruilen tegen bijvoorbeeld verse bosbessen van een groep bessenplukkers. Zo kon er op kleine schaal ruilhandel plaatsvinden. Deze vorm van handel werd echter steeds beperkter, doordat niet alle ruilmiddelen even liquide waren. Een boer bijvoorbeeld kon moeilijk een varken verhandelen, het vlees is bederfelijk en je kunt enkel het complete beest slachten waardoor je in één klap met een grote hoeveelheid vlees zit. Daarnaast was de vraag naar producten niet altijd even groot en constant, waardoor je al snel met illiquide ruilmiddelen kwam te zitten. Zaken waarmee niet werd voldaan aan een primaire levensbehoefte waren minder makkelijk verhandelbaar. Een stenenhouwer die zijn stenen wilde verkopen was daardoor veel afhankelijker van marktomstandigheden dan een jager die vlees te ruil aanbood. Een aantal zaken waren daarnaast praktisch gezien niet goed verhandelbaar. Denk hierbij aan zware zakken meel.
 
Eén van de eerste universele betaalmiddelen is zout, dat vroeger zeer kostbaar was. Zo kregen Romeinse soldaten hun salaris uitbetaald in zout. De Latijnse benaming van zout, “sal”, is de oorsprong van het woord salaris, dat zoveel betekent als “zoutvoorraad”. Nadelen van zout als betaalmiddel is dat het goed (droog) bewaard moest worden om waardevast te blijven en daarnaast is zout vlakbij zee – waar het gemakkelijker gewonnen werd – minder waardevol dan in het binnenland.
 
Men verhandelde ook dingen die een vaste en universele waarde hadden, zoals schelpen, kruiden en metalen. Een voorwaarde om tot een goed verhandelbare eenheid te komen was dat het ging om duurzame goederen die makkelijk te verdelen zijn. Kostbare metalen kregen op die manier steeds vaker een functie als ruilmiddel. Voordeel van edele metalen als goud en zilver was dat deze metalen niet kunnen bederven zoals vlees en graan. De rol van goud en zilver als geld werd internationaal geaccepteerd, zo was het eerste universele geld geboren.